Misvatting 4: Het oude China was achtergesteld en onderdrukt
Tijdens de Qin Dynastie (221-206 v. Chr.) werden keizers van China de opperste heersers. Hoewel de oude Chinese maatschappij nooit een grondwet vormde, speelde de Confucianistische ideologie een soortgelijke rol in het controleren van keizerlijke macht.
De Confucianistische geleerde Dong Zhongshu schreef “Drie Verhandelingen over de Hemel en de Mens” voor Keizer Wudi , waarin hij uitwijdt over waarom keizers volgens het Confucianistische principe van renzheng (mededogend beleid) moeten handelen. Sinds de Han Dynastie is het Confucianistisch denken de keizer blijven beteugelen.
Sinds de Sui (581- 618 n. Chr.) en Tang (618-907 n. Chr.) dynastieën werd China bestuurd door het “Drie Departementen en Zes Ministeries” systeem (Sansheng Liubu Zhi), wat lijkt op het Westerse wereldsysteem van controle en balans. De voorschriften van de keizer werden opnieuw bekeken en geverifieerd door het Censoraat, welke de macht had om keizerlijke bevelschriften te verwerpen.
Het oude China genoot ook van de vrijheid van meningsuiting. De grondlegger van de Song Dynastie, Keizer Taizu, zwoor om nooit zijn ministers of censors te vermoorden, en stond hen zo vrijheid om hun meningen en standpunten te uiten, toe.
Sinds het begin van de Chinese beschaving werd privébezit altijd goed gerespecteerd. Voordat de Communistische Partij de macht afdwong, was overheidsinmenging slechts beperkt tot het niveau van de graafschappen (gelijk aan het huidige stadsniveau). Met uitzondering van opgelegde militaire dienstplicht, het ophalen van belasting, en verplicht werk in openbare projecten, bemoeide de overheid zich niet met de gemiddelde burger.
De Taoïstische School benadrukt het evenwicht tussen yin en yang en de Confucianistische School verdedigt harmonie bij onenigheid. Dus het oude China was een gevarieerde maar tolerante samenleving. Dit was vooral merkbaar tijdens de Tang Dynastie toen het Confucianisme, Boeddhisme en Taoïsme allemaal naast elkaar bestonden en floreerden. Ook het Christendom, Judaïsme en andere religies werden openlijk gepredikt in China.
Als de Zoon van de Hemel, werd er van de Chinese Keizer verwacht te gehoorzamen aan de Hemelse wetten. Hij moest de goden eren en tradities, cultuur en zijn voorouders respecteren. Dit was niet alleen uniek voor China, want gelijke voorbeelden kunnen gevonden worden door de geschiedenis heen in het oude Rome en in de Middeleeuwen in Europa.
Tijdens de Han Dynastie (206 v. Chr. – 220 n. Chr.) vestigde China het Keizerlijke Onderwijs waarmee een systematisch onderwijs werd voorzien om de elite te kweken. Tijdens de Sui Dynastie (581-618 n. Chr.) ontwikkelde de keizer een omvattend en onpartijdig systeem voor het selecteren van bureaucraten en ambtenaren. Mogelijkheden voor gelijk onderwijs werden eveneens voor Chinese mensen geopend nadat Confucius begon met de praktijk van privé onderricht. De literaire kunsten van het oude China bloeiden eveneens; niemand in moderne tijden komt daarbij in de buurt.
13 september 2011